Artikel geschreven door Jean-Pierre Vergauwe, Architraaf n° 203 van Februari 2020
In het artikel dat gepubliceerd werd in Architraaf nr. 201 van september 2019 kwam ik terug op de vraag omtrent de toegang tot het beroep van de aannemers.
Ik denk dat het nuttig is om in huidig artikel op deze vraag terug te komen, gelet op de recente beslissing van de Vlaamse regering bij Besluit van 19 oktober 2018.
Korte herhaling
1. De Belgische wetgeving
De programmawet tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap van 10 februari 1998 legt aan de Kmo’s de verplichting op tot het bewijzen van een beroepsbekwaamheid, zijnde de basiskennis bedrijfsbeheer ( artikel 4 § 1) en een beroepsbekwaamheid (artikel 5 §1).
Het Koninklijk Besluit van 29 januari 2007 stelt dat deze beroepsbekwaamheid betrekking heeft op 8 activiteiten in de bouwsector, alsook elektrotechniek en algemene aanneming.
Het bewijs van deze bekwaamheden wordt geleverd ofwel door een titel (afgeleverd door een onderwijsinstantie), ofwel door een beroepservaring (3 jaar in hoofdorde of voltijds of 5 jaar in bijkomende orde of deeltijds.
2. De Europese wetgeving
De politieke doelstelling van Europa is de vrijheid van vestiging en diensten te verzekeren binnen de Europese Unie, wat het vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten inhoudt.
Deze doelstelling dient echter te worden verzoend met de bescherming van de consumenten, waaronder de bouwheren, alsook met de noodzaak aan rechtszekerheid.
Onze Europese instanties hebben verschillende Richtlijnen uitgevaardigd betreffende de wederzijdse erkenning van diploma’s, certificaten of andere titels, alsook met betrekking activiteiten buiten loondienst en hun uitvoering.
Belangrijk is de Richtlijn 205/36/CE betreffende de Erkenning Beroepskwalificaties, gewijzigd door Richtlijn 2013/55/UE, Richtlijn 2006/123/CE, Richtlijn 2018/958/UE betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen, in werking getreden op 29 juli 2018 en waarvan de omzetting in de landen van de Europese Unie voorzien is vanaf 30 juli 2020.
Het is uiteraard onmogelijk om in dit artikel de relevante Europese wetgeving in te becommentariëren.
De huidige situatie in België
De materie betreffende de beroepsbekwaamheid werd geregionaliseerd (artikel 6 §1, VI, 6° van de bijzondere wet hervorming instellingen en dit niettegenstaande het
tegenstrijdig advies van de Hoge Raad voor Zelfstandigen en Kmo’s en de vrees van de Confederatie Bouw.
Op 19 oktober 2018 vaardigde de Vlaamse regering een Besluit uit dat onder andere het Koninklijk Besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming, ophief. Het Vlaams decreet van 18 mei 2018 schafte de wettelijke bepalingen betreffende de basiskennis bedrijfsbeheer af.
Dit betekent dat er vandaag in Vlaanderen geen enkele voorwaarde meer vereist is om een bedrijf op te richten dat bouwactiviteiten uitvoert.
In het Waals en Brussels Gewest is er niets veranderd, maar studies en voorstellen liggen momenteel op de tafel van onze politieke verantwoordelijken.
De afschaffing van de regels betreffende de beroepsbekwaamheid in Vlaanderen creëert een chaotische situatie binnen de Belgische Staat.
Dit gaat uiteraard ten koste van de rechtszekerheid.
Het valt te betreuren dat er geen enkel overleg werd gepleegd tussen de gewesten omtrent een sector die nochtans zeer belangrijk is.
Het is vooral jammer dat de Vlaamse regering dergelijke beslissing heeft genomen, terwijl de bescherming van de consumenten en de bouwheren wel degelijk nood heeft aan een regelgeving die een minimale beroepsbekwaamheid garandeert.
Waarom legt men aan een architecte en lange en moeilijke opleiding op en eist men een inschrijving beroepsorde, terwijl een aannemer aan geen enkele beroepsvoorwaarde moet voldoen ?
Het weze herhaald dat de Belgische wetgeving die nog steeds van toepassing is in het Waalse en Brusselse gewest van openbare orde is en de schending ervan aanleiding geeft tot een absolute nietigheid van de aannemingsovereenkomst.
Zolang het Waalse en Brusselse gewest geen nieuwe regelgeving aannemen, is het niet duidelijk welke wetgeving in acht moet worden genomen. Om te beoordelen of een aannemer over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt, moet men zich baseren op de wettelijke bepalingen van het Gewest waarin het aannemingsbedrijf gelegen is, zijnde Vlaanderen, waar geen enkele voorwaarde van toegang tot het beroep vereist is, of eerder deze van het Gewest waar de prestaties worden uitgevoerd, zijnde Wallonië of Brussel, waar de toegang tot het beroep van openbare orde blijft ?
Het is eveneens jammer dat er een gebrek is aan efficiënte controle omrent de beroepsbekwaamheid, zeker voorafgaandelijk de aanvang van de werken.
Deze controle gebeurt vooral via de gerechtelijke weg, in geval van een geschil tussen bouwheer en aannemer.
———————–
De noodzaak om de beroepsbekwaamheid te controleren alvorens de werken aan een aannemer toe te kennen, blijft bestaan, ongeacht deze onbegrijpelijke en moeilijke wetgeving.
Deze controle komt toe aan de architect, in zijn hoedanigheid van raadgever van de bouwheer.
Deze controle is gebaseerd op een hele reeks technische, financiële en administratieve criteria.
De architect moet waakzaam zijn, niet enkel voorafgaandelijk de ondertekening van de aannemingsovereenkomst door de bouwheer, maar ook tijdens de uitvoering van de werken.
In dat verband raad ik ten stelligste de bijdrage aan van Cédric BOURGOIS « Le contrôle des capacités entrepreneuriales dans la pratique » en deze van Michel PROCES en Sébastien MOTTE « Les autres systèmes de qualification ou de certification volontaire des acteurs de la construction : une alternative à la disposition de l’accès à la profession ? ».
Deze bijdragen werden reeds toegelicht tijdens het colloquium van 5 december 2019: « L’accès à la profession dans le secteur immobilier : stop ou encore ? » gepubliceerd in het tijdschrift RES ET JURA IMMOBILIA, 2019/4.
Geconfronteerd met Europese, nationale en gewestelijke regelgeving die zeer chaotisch is, maar ook met een twijfelende rechtspraak en rechtsleer, is het voor de architect niet gemakkelijk om zijn taak, vooral wat betreft de controle van de beroepsbekwaamheid van de aannemer, uit te voeren.
Het zou aangewezen zijn om een zo volledig mogelijke checklist op te stellen in samenspraak met de Orde van Architecten en de nationale Confederatie Bouw.
Door deze lijst na te leven, zou de architect volgens mij veel meer gespaard blijven van kritiek.