Artikel geschreven door Philippe DELMARCELLE (VERGAUWE & ASSOCIES), Architraaf n° 206 van Fébruari 2021

1. Vaststellingen

In de uitoefening van uw beroep, bent u ongetwijfeld reeds in aanraking gekomen met de weigering van uw verzekeraar om uw beroepsaansprakelijkheid te dekken wegens gebrek aan verklaring van de aanvang van de werf.

Deze situatie doet zich helaas al te vaak voor en heeft catastrofale gevolgen voor de bouwheer die – te goeder trouw- van oordeel is dat de melding in de architectenovereenkomst van het onderschrijven van een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering voldoende is ter dekking van zijn werf en dat uw solvabiliteit gegarandeerd is.

Het voorwerp van dit artikel heeft als doel de architecten te wijzen op de gevolgen van de afwezigheid van de verklaring van de aanvang van de werken en op de huidige stand van de rechtspraak.

2. Toepasselijke wetgeving

Ter herinnering, de déontologie van de Orde van Architecten legt aan de architecten de plicht op om een verzekering af te sluiten ter dekking van hun beroepsaansprakelijkheid. Het verplichte karakter van de verzekeringspolis werd bevestigd in een arrest van het Hof van Cassatie van 19 oktober 2001 (Cass. 19 octobre 2001, J.L.M.B., 2001, p. 708)

Deze verplichting werd eveneens opgenomen in de wet van 15/02/2006 (Wet Laruelle) en haar uitvoeringsbesluit van 2007 dat werd afgeschaft door de wet van 31 mei 2017 betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid in de bouwsector, ook genaamd de Wet Peeters-Borsus.

De wet van 31 mei 2017, die enigszins ambitieuzer mocht zijn, is beperkt tot de woongelegenheden in België met een stedenbouwkundige vergunning daterend van na 30 juni 2018 en viseert enkel de werken van gesloten ruwbouw.

De verzekeringsplicht dekt uitsluitend de tienjarige aansprakelijkheid voorzien in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek.

Deze verzekering kan gekaderd worden in een globale verzekering van alle tussenkomende partijen in het bouwproces.

De wettelijke dekking bedraagt 500.000 € voor materiële en immateriële schade en 1.500.000 € voor de lichamelijke schade.

Deze wet – die de verzekeringsplicht van de architect beperkt tot de tienjarige aansprakelijkheid, diende aangevuld te worden met de wet van 9 mei 2019 betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van architecten, landmeters-experten, veiligheids- en gezondheidscoördinatoren en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van diverse wetsbepalingen betreffende de verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid in de bouwsector (genoemd ook : « Wet betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid in de bouwsector ») die in werking is getreden op 1 juli 2019.

De wet van 9 mei 2019 vervangt de verzekeringsplicht van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van de architecten (ingesteld door de wet Laruelle van 2006 en het koninklijk uitvoeringsbesluit van 2007), afgeschaft door de wet van 31 mei 2017, en breidt de verzekeringsplicht uit tot alle intellectuele beroepen van de bouwsector, met uitzondering van de tienjarige aansprakelijkheid voorzien in de artikelen 1792 en 2270 B.W.

In tegenstelling tot de verzekeringsplicht van de architecten, voorzien in de Wet Laruelle, maakt de tienjarige aansprakelijkheid geen deel uit van de wettelijke verzekeringsplicht.

Zoals de wet van 31 mei 2017 stelt, dient enkel de tienjarige aansprakelijkheid verplicht verzekerd te worden.

De architecten blijven echter wel gehouden tot het onderschrijven van deze verzekering, zoals voorzien in hun deontologisch reglement.

3. Verzekeringsmechanismen

De verzekeringspolissen die door onder andere door de verzekeraars AR-CO, PROTECT en EUROMAF worden voorgesteld, onderscheiden twee verplichte verzekeringen en stellen verzekeringscontracten voor die de oude polissen hebben aangepast teneinde aan de architecten een zo ruim mogelijke dekking te bieden.

Zij omvatten een sectie 1 die betrekking heeft op de verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering in toepassing van de wet van 9 mei 2019.

Deze polissen viseren alle activiteiten van de architect voor ontwerpopdrachten ; contrôle op de uitvoering van de werken, raadgeving, haalbaarheidsstudies, aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen en dekken de aansprakelijkheid van de architect onder meer in geval van lichte verborgen gebreken en ernstige gebreken die de stevigheid of de stabiliteit van het gebouw in het gedrang brengen in de zin van de artikelen 1792 en 2270 B.W., niet geviseerd door de wet van 31 mei 2017.

Het plafond van de wettelijke minimale tussenkomst bedraagt 750.000 € ( behalve aanpassing van het contract).

Deze onderschrijving brengt automatisch de aflevering van een verzekeringsattest door de verzekeringsmaatschappij met zich mee.

Dit attest vermeldt in het algemeen dat het werd afgeleverd zonder afbreuk te doen aan de algemene en bijzondere voorwaarden van het contract, en onder voorbehoud van schorsing en/of ontbinding.

Deze polissen bevatten een sectie 2 die betrekking heeft op de verplichte burgerlijke tienjarige aansprakelijkheid voor een woongelegenheid gelegen in België met een definitieve stedenbouwkundige vergunning daterend van na 30 juni 2018 in toepassing van de wet van 31 mei 2017.

De architect is verplicht om deze verzekering te onderschrijven.

De tienjarige aansprakelijkheid neemt een aanvang bij het begin van de werken en na ontvangst van de betaling van een eerste premie. Deze provisionele premie wordt berekend op basis van het bedrag van de gesloten ruwbouw. De definitieve premie wordt bepaald op het moment van de oplevering van de werken.

Middels de betaling van de provisionele premie, levert de verzekeraar een verzekeringsattest af  dat bevestigt dat de verzekeringsdekkingen conform zijn aan de bepalingen van de wet van 31 mei 2017 en voor zover de andere voorwaarden van de polis vervuld zijn.

Zo bepalen de verzekeringspolissen dat, bij gebreke aan betaling van de globale verzekeringspremie, de verzekeraar geen attest kan afleveren.

Het weze herhaald dat de verzekering beperkt of algemeen kan zijn.

De algemene aansprakelijkheidsverzekering is meestal een « abonnement » polis of polis van gelijkaardig type.

Haar mechanisme is gekend in het beroep.

Bij het onderschrijven van een verzekeringspolis betaalt de architect een voorlopige verzekeringspremie.

Het definitieve bedrag van de verzekeringspremie wordt pas bepaald na het verstrijken van een bepaalde période, zijnde op het einde van het jaar, en geeft aanleiding tot een regularisatiepremie in functie van het aantal aangegeven werven op het einde van het jaar en van het bedrag van de werken.

Gelet op de complexiteit van de nieuwe verzekeringspolissen, wordt de architect aangeraden om deze best eerst te analyseren en de nodige vragen te stellen aan zijn makelaar of verzekeraar.

4. Probleem

We worden al te vaak geconfronteerd met architecten die vergeten om alle werven aan te geven, waardoor hun verzekering bij een schadegeval de afwezigheid van dekking inroept op grond van de algemene polisvoorwaarden.

Zp bepalen de algemene voorwaarden van de verzekeraars dat de dekking pas verworven is op voorwaarde dat de opdracht werd aangegeven volgens de vormen en binnen de termijnen die voorzien zijn (zijnde in het algemeen binnen de 3 maanden na het einde van het verzekerde jaar).

Concreet, indien de architect de werf niet heeft aangegeven, dan zal de verzekeraar dit als een gebrek aan verklaring van werf beschouwen en dit sanctioneren met het ontbreken van een aansprakelijkheidsverzekeringscontract. De sanctie is radicaal.

De derden slachtoffers en de architecten zijn van oordeel dat het gebrek aan verklaring van de werf  niet het ontbreken van een verzekering als gevolg heeft, maar dat de vraag eerder betrekking heeft op de dekking door de verzekering, die uiteraard een verzekeringscontract  veronderstelt.

Aangezien het een verplichte verzekering betreft, kan deze oorzaak van verval niet tegenworpen worden aan een derde slachtoffer met als gevolg dat de verzekeraar toch tot vergoeding moet overgaan van de derde ( Art. 151§1 van e wet van 2014 op de landverzekeringsovereenkomsten  (Cass. 2005, 16 maart 2005; Pas.2005, boek 2, 472; R.G.A.R. 2006, boek 5, 14128 ).

Voor Bruno DEVOS : « is het dis niet mogelijk om een dekking te weigeren wegens het gebrek aan aangeven van werken of voorafgaande betaling van de premie, aangezien er sprake is van zichtbare gebreken » (B. DEVOS, « Loi du 9 mai 2019 relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité civile pour les architectes, géomètres et autres prestataires du secteur de la construction ou de travaux immobiliers », R.G.A.R. 2019/8, p.15507.

Een andere vraag betreft het bedrag van de tussenkomst en de toepassing van de proportionaliteitsregels in geval van onder evaluatie van het risico.

In Frankrijk beschouwt een strekking in de rechtspraak en de rechtsleer dat men een proportionaliteitsregel moet hanteren tussen de waarde van het geheel van aangegeven werven de waarde van alle werven die zouden moeten zijn aangegeven.

Op juridisch vlak heeft deze vraag, behoudens vergissing van onzentwege, niet het voorwerp uitgemaakt van gepubliceerde rechtspraak of rechtsleer.

De enkele geïsoleerde beslissingen genomen door de rechtbanken, en waarvan wij kennis hebben, gaan nu eens in de richting van het standpunt verdedigd door de verzekeraars, met name de niet verzekering van het schadegeval,  ( Civ Brabant Wallon,  20.06.209, RG 19/1711/A ), dan weer in de zin van het standpunt van de derden slachtoffers, met name de dekking van het schadegeval wegens de niet-tegenwerpelijkheid aan de derde van de uitsluiting van dekking  (Civ. Arlon, 5 décembre 2013, R.G. 02/628/A).

Het debat blijft dan ook open, in afwachting van een beslissing van het Hof van Beroep en het Hof van Cassatie.

De niet-dekking is een ramp voor de bouwheer, zeker wanneer de aannemer insolvabel is.

Het is eveneens een ramp voor de architect indien de architectenovereenkomst geen exoneratieclausule bevat voor wat betreft de in solidum aansprakelijkheid ( die niet van toepassing is in geval van de tienjarige aansprakelijkheid, gelet op een princiepsarrest van het Hof van Cassatie van 5 september 2014).

Wij vestigen er eveneens de aandacht op dat de architect sedert 1 mei 2018 failliet verklaard kan worden of onder gerechtelijke reorganisatie.

Ten aanzien van de bouwheer, laat het verzekeringsmechanisme met « abonnement » niet toe dat deze de garantie heeft dat de architect geldig verzekerd is sedert de aanvang van zijn opdracht tot aan het einde van zijn verbintenissen.

Immers, de wet en de déontologie van de architect verplichten de architect niet om de bouwheer te informeren over het feit dat de werf moet worden aangegeven aan de verzekeraar, noch dat hij in orde is met de betaling van de premies.

Wat de verzekeraar betreft, bepaalt de wet van 9 mei 2019 in haar artikel 12 dat de verzekeraar de plicht heeft om :

  • op 31 maart van elk jaar aan de bevoegde Raad van de Orde van Architecten een elektronische lijst ter beschikking te stellen van de architecten die bij haar een verzekeringsovereenkomst gesloten hebben
  • de bevoegde Raad van de Orde van Architecten te verwittigen van de intentie van de verzekeraar om het verzekeringscontract op te zeggen
  • de bevoegde Raad van de Orde van Architecten trimestrieel via een elektronische lijst in kennis te stellen van de verzekeringsovereenkomsten die opgezegd of geschorst zijn, of waarvan de dekking geschorst werd.

Deze informatie betekent echter niet dat het mogelijk is om te controleren of de architect de werf heeft aangegeven en na te gaan of de werf verzekerd is.

In een geschil dat het voorwerp uitmaakt van een hangende procedure, interpelleerde de bouwheer de Raad van de Orde om de bevestiging te bekomen dat de architect wel degelijk verzekerd was.

Op basis van de verklaring van de architect en de verzekeraar oordeelde de Raad van de Orde dat deze verklaringen exact waren, zonder enig verder onderzoek.

Uit het dossier is gebleken dat de architect een valse verklaring had afgelegd aan de bouwheer en aan de Orde.

Dit geschil toonde aan hoe inefficiënt de controle van de Raad van de Orde is.

Een bekwame bouwheer met kennis van zaken aangaande verzekeringsrecht zal dan ook aan de architect vragen om aan te tonen dat zijn werf verzekerd is ( aangifte van de werf, verzekeringsattest en attest betaling van premies).

Indien hij geen voldoende antwoord krijgt, dan zal hij de Raad van de Orde en de verzekeraar van de architect contacteren.

De situatie voor de bouwheer is dramatisch wanneer deze, na faillissement van de aannemer, elk verhaal tegen de verzekeraar van de architect verliest en enkel nog verhaal zou kunnen  uitoefenen op het persoonlijk vermogen van de architect.

Hier stellen zich twee moeilijkheden :

  • het voorwerp van de verzekering, zijn de aansprakelijkheid van de architect
  • De aansprakelijkheid van de architect vloeit voort uit de contractuele verplichtingen die de architect aangaat ten aanzien van zijn cliënt en de extracontractuele verplichtingen ten aanzien van derden.

De opdracht van de architect is veelzijdig en bevat verschillende elementen. Bovendien vervult hij zijn opdracht binnen een bepaalde periode, die relatief lang kan zijn..

  • De aansprakelijkheid van de architect is eveneens gespreid over een lange période, namelijk 10 jaar vanaf de oplevering.   
  • Het verzekeringsmechanisme

Zoals hoger reeds gesteld, strekken de onderschrijving van een verzekeringspolis en de uitvoering van de verplichtingen van de verzekerde zich uit over een bepaalde periode.

Hieruit volgt een bepaalde onzekerheid ; wanneer kunnen we met zekerheid stellen dat de architect geldig en definitief verzekerd is voor wat betreft zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid.

5. Conclusie

In ieder geval dient de architect er zich van bewust te zijn dat het belangrijk is om de verplichting tot aangifte van de werf en tot betaling van de premies na te leven, zowel in hun eigen belang als in het belang van hun cliënten, bouwheren en anderen.

Voor de bouwheren is het absoluut noodzakelijk dat zij vragen (desgevallend eisen van de architect) naar het bewijs van de aangifte van de werf bij de verzekeraar en van de betaling van de premies en in die zin de garantie hebben dat er wel degelijk een verzekeringsdekking is.

Bij een schadegeval is het tevens belangrijk om onmiddellijk de verzekeraar te contacteren en bevestiging te bekomen van diens dekking. Bij gebreke hieraan, zal de verzekeraar mee in het geding betrokken moeten worden.

Philippe Delmarcelle

(VERGAUWE & Associés)

CategoryArchitecture