Artikel geschreven door Jean-Pierre Vergauwe in Architraaf December 2018-n° 198

 

« Voor de verandering, dacht ik dat het interessant zou zijn om u een aantal algemene bedenkingen voor te leggen betreffende de situatie waarmee de architecten de dag van vandaag geconfronteerd worden.

 Het is evident dat deze realiteit belangrijke gevolgen heeft voor het beroep van architect en bijgevolg ook voor de juridische bepalingen die in ee, sneltempo in het leven worden geroepen.

 Aangepaste clausules kunnen op die manier worden opgenomen in de architectenovereenkomsten.

 Ik stel voor om, op basis van de reacties die ik van u ontvang, dergelijke clausules te kunnen suggereren.

 Ik sta ter uwer beschikking ».

De evolutie van onze maatschappij heeft het profiel van de architect onvoelbaar maar zeker hervormd en het architecturale bestel getransformeerd.

 

1.

De architectuur is – sedert lange tijd – een courant consumptiegoed geworden.

We moeten niet klagen over deze tendens. Niemand zal immers de aanwezigheid beklagen van grootwarenhuizen aan de zijde van fijne kruidenierswinkels (in zoverre deze niet gedoemd zijn om te verdwijnen).

Behalve het feit dat de markt vervuld is van commerçanten die zeer (bijna uitsluitend) bezig zijn met hun winstmarge en veel minder met de kwaliteit, laat staan met de cultuur.

De architecten in het algemeen – en hun Orde in het bijzonder – slaagden er niet in om deze enorme uitdaging te beantwoorden ;  de meest getalenteerde onder hen blijven nog steeds een fantastische architectuur voorstellen, die lijkt op een luxeproduct, bestemd voor de meest welvarenden van onze planeet.

Voor hen, geen zorgen. Hun toekomst blijft verzekerd en de besten onder hen hebben ons een uitzonderlijke erfenis nagelaten.

Onder de overige architecten, die geen toegang hebben tot dit welvarend cliënteel, zijn er velen die zich genoodzaakt zagen om hun talent en hun ziel te verkopen.

 

2.

De « lambda » burger heeft geen enkele opleiding genoten met betrekking tot de architecturale specificiteit ; in ons lager en secundair onderwijs bestaat er geen enkele les van inleiding in de architectuur.

Deze culturele lacune is vreemd en betreurenswaardig.

Hoe kan een kandidaat-bouwheer de architect en diens tussenkomst begrijpen, indien hij geen enkel idee heeft van wat een ruimte of een volume vertegenwoordigt ?

Dit zal voor natuurlijke gevolg hebben dat hij eerder geneigd is om voor een constructie « sleutel op de deur » te kiezen dan een nog te creëren woning met behulp van zijn architect.

Ik maak het onderscheid tussen een gebouw dat een aggregaat is van materialen en technieken en een woning die het gevolg is van een culturele stap, die een diepe en grondige reflectie vergt over de vraag naar de wijze waarop de mensen hun leven en hun activiteiten een onderdak willen bieden.

Iedere woning is noodzakelijkerwijze een constructie, maar niet omgekeerd.

Tot op vandaag is enkel de architect gevormd en bekwaam om een woning in ruime zin te ontwerpen.

Een goede technieker volstaat om een constructie op te trekken.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de cliënt zich afwendt van de architect en zich overgeeft aan de promotor en dat de bouwheer verandert in de koper.

Lang geleden al, heb ik aan de nationale Orde gevraagd om wat meer geld te besteden om de architecten erop uit te sturen en de boodschap te verkondigen aan onze kinderen. Ik denk dat dit een goede investering zou geweest zijn.

 

3.

De technieken en de technologie hebben de bouw overdonderd, zodat ingenieurs en alle soorten specialisten (EPB, HVAC, domotica, enz.) onvermijdelijke en felbegeerde partijen in het bouwproces zijn geworden.

Sommige afwerkingen of decoraties worden bovendien steeds belangrijker, in die mate zelfs dat de interieurarchitect soms de bovenhand krijgt op de architect.

De ruimte, die het voorrecht is van de architect, is nochtans veel belangrijker dan het eenvoudige « interieur ».

De eigenlijke architecturale sfeer krimpt in.

De architect ziet zich zijn monopolie ontnomen worden en dient zich steeds meer bezig te houden met zaken die, strictu senso, niet behoren tot zijn kunst, noch tot zijn vorming, die erin bestaat bestaande ruimten en volumes te creëren.

 

4.

De anarchistische overvloed aan allerhande wetten en reglementen (in het bijzonder in ons land van groeiende regionalisering) zorgde voor een juridisch onstabiel en onzeker landschap ; het ontwerpen van een vernieuwende architectuur is een strijdparcours dat misselijkheid, of erger, angst en stilstand kan veroorzaken

Vaarwel, opbouwende vrijheid en creativiteit.

Men zou nog enkele zwarte bedenkingen kunnen toevoegen aan deze pessimistische gedachten ; zo hebben we bijvoorbeeld nog niet gesproken over de budgettaire verplichtingen, die het genereuze elan van de architecturale creatie in het gedrang brengen !

Er dient bovendien te worden opgemerkt dat de door de vrije beroepen aangeboden diensten steeds meer in slechte concurrentie komen met de informatie die de cliënt zelf op internet denk te hebben gevonden, alsook met de sociale media.

Het raadplegen van deze gegevens zal nooit de analyse, het begrip en de globale oplossing van een probleem of van een architecturale, medische of juridische situatie, die enkel kan worden toevertrouwd aan een bekwame professioneel, kunnen vervangen.

Er was een tijd dat de architect op een voetstuk werd geplaatst en gerespecteerd en aanbeden werd door zijn cliënten en de aannemers; deze tijd is grotendeels voorbij.

Misschien moeten hier niet rouwig om zijn, noch nostalgisch.

Toch blijft de architect een fundamentele pilaar in elke cultuur en elke beschaving.

Voor de architect de ruimten behouden die hij creëert is een essentiële voorwaarde van ons geluk.

Laat ons besluiten met de woorden van koning Kreon :

«  Dat is geen avontuur, het is een alledaags vak en niet altijd leuk, zoals elk vak » . (Jean Anouilh – Antigone)