Artikel geschreven Jean-Pierre VERGAUWE, Architraaf  219 van September 2024

In de bouwsector doet men regelmatig beroep op onderaannemingen, waarbij de hoofdaannemer (de algemeen aannemer), bepaalde specifieke taken uitbesteedt aan een derde onderneming, meestal een leverancier van gespecialiseerde goederen en diensten, en dit meestal op het gebied van afwerking (schrijnwerk, loodgieterswerk, elektriciteit, enz.).

Onderaanneming is niet zonder risico en dient zorgvuldig te worden voorbereid.

De algemeen aannemer neemt een strategische positie in tussen enerzijds de bouwheer, zijn contractant, en anderzijds de onderaannemer(s), die gebonden zijn door een afzonderlijk contract.

Er moet in het bijzonder op worden gelet dat de doelstellingen (resultaatsverplichting) die de hoofdaannemer voor de klant heeft bepaald, volledig worden doorgegeven aan de onderaannemers, met name op het gebied van kwaliteit, prestaties, budget en deadlines.

De figuur van onderaanneming werpt belangrijke vragen op die de wetgever reeds gedeeltelijk heeft opgelost, zoals hierna zal worden toegelicht.

 

  1. De onderaannemer

 Tot 1 januari 2025 (cfr. infra) is de onderaannemer, die een contract heeft met de algemeen aannemer, als het ware “immuun” voor aansprakelijkheid ten aanzien van de bouwheer.

Als er zich een probleem voordoet, dan zal de bouwheer actie ondernemen tegen de algemeen aannemer met wie hij een contractuele verplichting heeft, en zal de bouwheer niet in staat zijn om rechtstreeks actie te ondernemen tegen de onderaannemer, zelfs als de onderaannemer werk heeft uitgevoerd dat aanleiding zou kunnen geven tot de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemer.

De klant kan echter op zijn beurt actie ondernemen tegen de onderaannemer in geval van een buitencontractuele fout die buitencontractuele schade veroorzaakt.

Deze situatie wordt dramatisch als de algemeen aannemer failliet gaat.

Artikel 1796 van het Burgerlijk Wetboek daarentegen kent een rechtstreekse vordering toe tegen de bouwheer tot het bedrag dat de bouwheer verschuldigd is aan de algemeen aannemer op het moment dat de vordering wordt ingesteld.

De absurditeit van deze situatie is duidelijk, aangezien namelijk enerzijds het feit dat de bouwheer geen rechtstreekse vordering kan instellen tegen de onderaannemer, ook al kan deze, indien van toepassing, aansprakelijk zijn voor tien jaar; en anderzijds het feit dat tegen de bouwheer mogelijks een rechtstreekse vordering kan worden ingesteld door de onderaannemer onder de hierboven beschreven voorwaarden.

Het was daarom gepast om de bouwheer in staat te stellen een rechtstreekse vordering in te stellen tegen de onderaannemer, met name wanneer de onderaannemer stabiliteits- of waterdichtingswerkzaamheden heeft uitgevoerd die aanleiding zouden kunnen geven tot de tienjarige aansprakelijk tegen de aannemer.

In de rechtsleer probeerden verschillende uitstekende auteurs om palliatieve oplossingen te bieden (derdenbeding, cessie van de vordering van de algemeen aannemer tegen zijn onderaannemer, het concept van de zogenaamde « groepscontracten », enz.)

De wetgever heeft getoond oog te hebben voor deze moeilijkheid (zie hieronder).

  1. De ingenieur onderaannemer

Ingenieurs – en dan vooral als het gaat om stabiliteitskwesties – kunnen op drie manieren betrokken zijn: ofwel als onderaannemer van de bouwheer, die hen de taak toevertrouwt en betaalt, ofwel als onderaannemer van de architect, die aansprakelijk blijft tegenover de klant voor eventuele fouten van de ingenieur, ofwel als onderaannemer van de aannemer.

Deze laatste oplossing moet worden vermeden omdat de bouwheer, tot 1 januari 2025, het risico loopt geen verhaal te hebben tegen de verantwoordelijke ingenieur vanwege het bovenvermelde principe van immuniteit van de onderaannemer.

De ingenieur is verantwoording verschuldigd aan de algemeen aannemer, die op zijn beurt aansprakelijk is tegenover de bouwheer, maar in het geval van faillissement van de bouwheer heeft de bouwheer geen verhaal tegen de ingenieur om de hierboven genoemde redenen.

Deze vraag zal worden bekeken in relatie tot de aansprakelijkheid van de ingenieur, in het bijzonder de tienjarige aansprakelijkheid van de ingenieur voor zover hij de architect vervangt voor de taken die hem zijn toevertrouwd.

Deze delegatie van taken is lang geleden erkend in een beroemd arrest van het Hof van Cassatie van 3 maart 1978.

Het zou dan ook paradoxaal en in strijd met het recht van openbare orde betreffende de tienjarige aansprakelijkheid van bouwondernemers zijn als de onderaannemer van de algemeen aannemer aan zijn aansprakelijkheid zou ontsnappen.

Om dit nadeel te ondervangen, kon in de aannemingsovereenkomst worden overeengekomen dat de rechten en handelingen van de algemeen aannemer ten opzichte van de ingenieur die zijn onderaannemer is, worden overgedragen aan de bouwheer.

    3. De architect onderaannemer

Wanneer de architect een contract sluit met de projectontwikkelaar, wat is toegestaan (hoewel de vraag ethisch en juridisch (artikel 6 van de Wet van 20 februari 1939) gevoelig blijft wanneer de projectontwikkelaar ook een aannemer is), kan hij dan ook de immuniteit van de onderaannemer inroepen ten opzichte van de bouwheer.

Deze kwestie lijkt te zijn opgelost, aangezien de koopovereenkomst alle rechten, garanties en rechtsmiddelen die de ontwikkelaar heeft ten opzichte van degenen die betrokken waren bij de bouw, en in het bijzonder de architect, overdraagt aan de koper.

Er dient eraan te worden herinnerd dat – in tegenstelling tot bij ingenieurs – de wet en de beroepsethiek aan architecten verbieden om te werken onder een contract dat hen rechtstreeks zou binden aan de aannemer, omwille van de onverenigbaarheid van de beroepen van architect en aannemer (artikel 6 van de wet van 20 februari 1939) en ook het principe van de beroepsethiek en de jurisprudentie van de onafhankelijkheid van de architect.

    4.De verkoper van bouwmaterialen

 Wanneer een algemene aannemer materialen koopt van een fabrikant of leverancier, wordt er een verkoopovereenkomst tussen hen gesloten.

Derhalve kan de fabrikant of leverancier niet echt beschouwd worden als een onderaannemer van de hoofdaannemer.

Bijgevolg zou de bouwheer rechtstreeks actie kunnen ondernemen tegen de fabrikant of leverancier in het geval van een intrinsiek defect in het materiaal.

Hiertoe moet de overeenkomst voor werken worden geïnterpreteerd als een gemengde overeenkomst die kan worden geanalyseerd als (i) een verkoopovereenkomst voor het voorzien van en aflevering van materialen en (ii) een overeenkomst voor werken voor de installatie ervan wanneer de hoofdaannemer zowel de materialen als zijn werk levert.

Het is ook belangrijk om onderscheid te maken tussen de aard en de oorsprong van het eventuele gebrek aan de geleverde materialen.

—————————–

De wetgever heeft aanzienlijke wijzigingen aangebracht met betrekking tot de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en in het bijzonder van de onderaannemer.

Artikel 5.110 van het nieuwe Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt:

« De wet kan een schuldeiser het recht verlenen om in eigen naam en voor eigen rekening de nakoming van een prestatie te eisen van de schuldenaar van zijn schuldenaar ten belope van hetgeen deze aan zijn schuldeiser verschuldigd is.

 Tenzij de wet anders bepaalt, kan de onderschuldenaar tegen de hoofdschuldeiser alle excepties inroepen waarover hij beschikt tegen de hoofdschuldenaar op het ogenblik waarop die schuldeiser de uitoefening van zijn recht ter kennis brengt.

 Tenzij de wet anders bepaalt, kan de onderschuldenaar ook alle excepties inroepen waarover de hoofdschuldenaar tegen de hoofdschuldeiser beschikt. »

Daarnaast werd op 1 februari 2024 de tekst van het nieuwe Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, gewijd aan buitencontractuele aansprakelijkheid, aangenomen door de plenaire commissie van de Kamer. De tekst moet nog worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Boek 6 treedt in werking zes maanden na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Deze datum is gepland voor 1 januari 2025 en zal onmiddellijk van toepassing zijn op gebeurtenissen die aanleiding geven tot aansprakelijkheid die na die datum plaatsvinden.

Artikel 6.3 (voorheen artikel 6.4) van het voorstel luidt als volgt:

« Contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid

 Paragraaf 1: Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wettelijke bepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen medecontractanten.

 Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van zijn medecontractant, kan deze medecontractant de verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels van toepassing op het contract.

 Dit is niet het geval bij vorderingen tot schadeloosstelling voor schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van een fout begaan met het opzet schade te veroorzaken.

 Paragraaf 2: Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.

 Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van een hulppersoon van zijn medecontractant, kan deze laatste dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever op grond van paragraaf 1 kan inroepen met betrekking tot de verbintenissen aan de uitvoering waarvan de hulppersoon meewerkt.

 De hulppersoon kan eveneens de verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen op grond van paragraaf 1. ».

 

Tot slot bevestigt de wetgever de afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoerende agent, in dit geval de onderaannemer.

De bouwheer zal nu rechtstreeks actie kunnen ondernemen tegen deze laatste.

 

You can place your call out box text here