In Architraaf n° 186, December 2016

 

Het komt jammer genoeg meer en meer voor dat de bouwheer en de architect geconfronteerd worden met progressieve chronische tekortkomingen van de aannemer.

De architect maakt stelt de gebreken, tekortkomingen en andere onvolkomenheden vast die in de werfverslagen worden opgenomen.

Indien bepaalde opmerkingen niet worden opgelost, dan zal de bouwheer een ingebrekestelling sturen.

Wanneer deze twee demarches zonder resultaat blijven, dan kan de bouwheer ambtshalve maatregelen nemen.

Het komt tenslotte voor dat de aannemer herstellingen in natura voorstelt.

Dit is vaak het geval wanneer hij in een gerechtelijke procedure en een gerechtelijk deskundigenonderzoek verwikkeld is ; hij zal dan liever zelf de herstellingen uitvoeren dan veroordeeld te worden tot een schadevergoeding overeenstemmend met de herstelkosten.

In principe is het herstel in natura een recht ; de schuldenaar mag voorstellen om zelf te tot herstel over te gaan. In bepaalde gevallen kan de schuldeiser (zijnde de bouwheer) dit voorstel weigeren.

Dat is wat het Hof van Beroep te Luik in herinnering brengt in haar arrest van 20 januari 2014 (2012/RG/1847 dat kan worden geconsulteerd op de website van Juridat F-20140130-8).

Het Hof, geconfronteerd met de weigering van de bouwheer van de herstelling in natura, stelt namelijk vast dat het aanbod tot herstel in natura in casu niet kan worden aanvaard, nu de aannemer niet voldoende garanties biedt, rekening houdend met de verslechterde verstandhouding tussen de partijen en omwille van het feit dat de aannemer, die in gebreke was gesteld om aan zijn tekortkomingen te verhelpen voor de inleidende dagvaarding, er niet was in geslaagd de gebreken te herstellen.

De Rechtbank oordeelt in functie van de elementen van de zaak die worden voorgelegd.

Het verlies van vertrouwen kan de weigering van een herstel in natura verantwoorden.

Dit is het geval onder meer wanneer de aannemer verschillende keren werd uitgenodigd om tot de nodige herstellingen over te gaan of wanneer is gebleken dat hij niet in staat was om de tekortkomingen op efficiënte wijze te verhelpen.

In hetzelfde arrest bevestigt het Hof van Beroep de exceptie van niet-uitvoering.

Een aannemingsovereenkomst is immers een wederkerige overeenkomst, wat betekent dat zij wederkerige verbintenissen bevat die door partijen moeten worden nagekomen : de aannemer dient het bouwwerk uit te voeren volgens de regels van de kunst en conform de bepalingen van de overeenkomst. Zijn co-contractant, zijnde de bouwheer, dient de facturen te betalen naarmate de werken vorderen en mag de oplevering ervan niet onrechtmatig weigeren.

Na deze principes in herinnering te hebben gebracht, voegt het Hof toe dat :  « het principe van uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten de partij die de exceptie inroept niet verplicht om hiervan gebruik te maken in de mate van het effectief door haar geleden nadeel. Opdat deze maatregel efficiënt zou zijn, moet de exceptie noodgedwongen een groter nadeel toebrengen aan de in gebreke blijvende schuldenaar dan het nadeel dat voortvloeit uit diens eigen tekortkomingen.

 Indien de Rechter van oordeel is dat het gebruik van de exceptie abusief is, dan kan hij de effecten van de opschorting van de verbintenissen matigen door deze opschorting te herleiden binnen de grenzen van een normaal gebruik ».

Met andere woorden, de bouwheer kan desgevallend grotere bedragen inhouden dan de werkelijke herstelkost, teneinde een gerechtvaardigde druk uit te oefenen op de in gebreke blijvende aannemer, in functie van de omstandigheden.

Dit wapen dient uiteraard gebruikt te worden met de nodige voorzorg en proportionaliteit.

 

 

 

 

 

 

 

CategoryArchitecture